Jantje: "Ik heb ernstig gezondigd..."
Pastoor: "Hoezo, mijn zoon?"
Jantje: "Ik heb een meisje meegenomen naar mijn slaapkamer."
Pastoor: "Dat is geen zonde."
Jantje: "Ja, maar ik heb haar schoenen en kousen uitgetrokken."
Pastoor: "Dat is geen zonde."
Jantje: "En toen heb ik haar jurk en haar broekje uitgetrokken."
Pastoor: "Dat is geen zonde."
Jantje: "Maar toen zijn we op bed gaan liggen."
Pastoor: "Dat is geen zonde. Wat gebeurde er toen?"
Jantje: "Toen kwam mijn vader binnen..."
Pastoor: "Dat is zonde!"
B.
Pastoor: "Hoezo, mijn zoon?"
Jantje: "Ik heb een meisje meegenomen naar mijn slaapkamer."
Pastoor: "Dat is geen zonde."
Jantje: "Ja, maar ik heb haar schoenen en kousen uitgetrokken."
Pastoor: "Dat is geen zonde."
Jantje: "En toen heb ik haar jurk en haar broekje uitgetrokken."
Pastoor: "Dat is geen zonde."
Jantje: "Maar toen zijn we op bed gaan liggen."
Pastoor: "Dat is geen zonde. Wat gebeurde er toen?"
Jantje: "Toen kwam mijn vader binnen..."
Pastoor: "Dat is zonde!"
B.